Waarom is dit een thema?

Van oudsher gebruiken we bomen, hagen, plantvakken, gazons en andere groenvoorzieningen om de openbare ruimte in te richten en aan te kleden. Ondanks het feit dat het een basisfunctie is, is er toch extra aandacht voor nodig. We zijn er namelijk anders naar gaan kijken. Tot nu toe keken we in heel Nederland te weinig naar de manier waarop we met de boven- én ondergrondse inrichting de kwaliteit en levensduur van beplanting kunnen beïnvloeden. Terwijl we dat wel steeds belangrijker vinden. Vroeger gingen we er vanuit dat beplantingen toch wel vervangen werden na - ongeveer - 20 jaar.

Dat resulteerde onder andere in:

  • eentonig en saai groen in bebouwd gebied, met weinig belevingswaarde
  • te krappe ondergrondse groeiruimten voor bomen, met wortelopdruk en een slechtere conditie tot gevolg
  • een relatief jong bomenbestand.

Dat willen we vanaf nu anders.

Welke ambitie hebben we?

Het is onze ambitie om het ontwerp en de technische inrichting van de onder- en bovengrondse groeiplaatsen af te stemmen op de beoogde functies van de groenvoorziening, en op kwaliteit en levensduur. Op die manier kunnen we bijvoorbeeld bomen tot volle wasdom laten komen.

Hoe gaan we die ambitie bereiken?

We gaan deze ambitie bereiken door bij het ontwerpen, inrichten en omvormen van de groene ruimte met de volgende zaken rekening te houden:

  • duidelijk omschreven technische randvoorwaarden voor de boven- en ondergrondse inrichting van groeiplaatsen, gericht op de functies van de groenvoorziening, en op kwaliteit en levensduur
  • de omgeving en haar eigenschappen:
    • versterken van de kenmerkende landschapstypen in het buitengebied (bijvoorbeeld het beekdal en de essen, jong ontginningslandschap) door gebruik van passende beplantingstypes en soorten
    • rekening houden met de beschikbare ruimte, en het ruimtegebruik
    • rekening houden met de samenstelling van de ondergrond en de abiotische eigenschappen zoals droogte
    • hiervoor gaan we een praktisch hulpmiddel voor initiatiefnemers uitwerken en beschikbaar stellen, namelijk een overzicht van ontwerpprincipes voor de unieke landschapstypen; dit overzicht kan bij ontwikkelingen in het buitengebied gebruikt worden voor landschappelijke inpassing
  • met name voor de biodiversiteit en de klimaatadaptatie: aanplant van de juiste soorten op de juiste locatie
  • met name voor de biodiversiteit: realiseren van grotere, aaneengesloten groengebieden waardoor het beheer efficiënter uitgevoerd worden
  • met name voor de recreatie: toepassen van ‘gebiedseigen’ beplantingen voor de beleving van de karakteristieke landschappen
  • aandacht voor de belevingswaarde van het groen: ‘impactgroen’
  • uitwerken praktisch hulpmiddel voor initiatiefnemers door uitwerking Handvat kernkwaliteiten.

Welke voorbeelden hebben we al?

Voorbeelden

Olifantsgras als mulch